Na bloed, zweet en tranen: de film is klaar!

Niet voor niets heb ik tijdens mijn reis dagelijks de helmcamera laten draaien natuurlijk. De mooiste landschappen, de grappigste momenten en de geweldigste momenten werden vastgelegd, wat 600GB aan filmmateriaal opleverde. Dagen (en nachten) heb ik me opgesloten in de computerkamer om een heuse filmproductie neer te zetten. Maar eerst moest natuurlijk al het materiaal uitgezocht worden, alvorens er uberhaupt een montage gemaakt kan worden. Twee maanden heeft het me zoet gehouden. Maar dan heb je ook wat. Hij duurt trouwens wel even, maar liefst een een uur en 16 minuten. Over timing gesproken, als ik zo eens naar buiten kijk, heeft de zomer toch al z'n biezen gepakt, dus wat is er leuker om tijdens een regenachtige dag deze film te kijken? Veel plezier gewenst.


De reis zit erop, volgende reis in de maak

Het zit er weer op. Zo sta je onder de midzomernachtzon op de Noordkaap, zo zit je ineens weer na drie weken en een goeie 8300km verder, een afsluitend verhaaltje vanaf het balkon in Dordrecht te typen.

Gisteren omstreeks 11:30 de grens bij Oldenzaal gepasseerd, nadat ik in de ochtend uit Bremen wegreed uit mijn meer dan prima B&B, om vervolgens om precies 12:30 verwelkomd te worden door hetzelfde comité wat nu in de rol van ontvangstcomité op zich nam, geweldig! De drie weken zijn voorbij gevlogen: ongekend. Ik kijk terug op een zeer geslaagde rit, met heel veel mooi weer en nog mooiere momenten. Had niet kunnen hopen op een voorspoedigere reis. Vooruit, de TomTom is stuk gegaan en de laatste dagen veel regen gehad, maar dat alles verdwijnt als sneeuw voor de zon als ik aan de hoogtepunten denk: toch het bereiken en het staan op de "heilige grond" van de Noordkaap, de Lofoten en alle leuke ontmoetingen.

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De volgende motorreis laat even op zich wachten, maar in 2019 kunnen jullie weer een stevige rit met bijbehorende verhalen van mij verwachten. Eerst eindelijk Japan volgend jaar eens gaan bekijken met vriendinlief, wat lang op zich heeft laten wachten maar nu eindelijk maar eens moet gaan gebeuren. En nee, niet op de motor, maar met het vliegtuig. Ik verklap nog even niet waar de motorrit in 2019 heen zal zijn, maar ik zal een tipje van de sluier lichten: een van de armste landen van Europa.

En dan is het nu tijd om mijn motorfiets, de Kawasaki Z1000SX, even in het zonnetje te zetten: je hebt het meer dan prima gedaan makker, ik had niet meer van je kunnen vragen. Want wat heb ik je allemaal aangedaan: dagenlang zon, liters regen, wegen die nog door de Vikingen aangelegd zijn en waardoor ik af en toe mijn vullingen eerder op jouw tank verwachtte dan elders, overstekend wild, heb ik je als pakezel gebruikt en bovendien ben je doelwit geweest van waarschijnlijk meer dan een half miljoen insecten die het met z'n allen op jou gemunt hadden waardoor je op het moment een rijdend insectenkerkhof bent. Om het nog maar niet te hebben over je ene schoen die zo ver versleten was, dat je op een gegeven moment uitgleed. Hoeveel liter benzine je er doorheen gejaagd hebt? 540 liter. Olie: 0 liter. Topper.

Alle verwachtingen werden overtroffen, waardoor ik de Kawa nog meer ben gaan waarderen. Ik denk er zelfs aan hierna trouw te blijven aan Kawasaki, ook door de topservice die ik gekregen heb van "Team Green" tijdens deze rit. En om je even echt te verwennen, zal ik je deze week voorzien van nieuwe motorolie en natuurlijk een XL wasbeurt. Dat heb je meer dan verdiend. Op jou kun je bouwen.

Onvermijdbaar: vroeg of laat de boot in

Tegen de lamp lopen, de boot in gaan, je kent het wel. Vroeg of laat moet het er van komen.

Wees gerust, geen brokken of problemen, maar ik bedoel het letterlijk: morgen pak ik de boot uit Kristiansand naar Denemarken. Einde Noorwegen en eigenlijk ook gewoon einde motortrip. Een blik op mijn teller zegt mij dat sinds ik vertrokken ben uit het altijd mooie Dordrecht, nu zo'n 2,5 week geleden, 7200km erbij gezet heb op de teller. Da's weer eens wat anders dan een rondje Lekdijk.

Nog even terugkomend op het begin: geen brokken, maar de achterband is nog nét niet tot het ijzer versleten. Dat zit namelijk zo, voor vertrek lichtte ik Hoco Parts, de importeur van Dunlop banden waar wij als motorjournalist voor Motormedia goede contacten hebben, in over mij te maken Noordkaap reis. Ze hadden natuurlijk wel oren naar zo'n langeduurtest en dus vonden ze het puik plan om mijn motor te voorzien van hun nieuwste band: de Sportsmart 2 Max. Inderdaad, een sportband. Op zo'n monsterrit. Ik had er al m'n vraagtekens bij, maar men verzekerde mij dat deze band dat aan gaat kunnen. Ik zal het commerciële praatje jullie besparen. Maar niet dus, de band is nu zo goed als glad en ik verwacht elk moment dat het eerste ijzerdraadje z'n hoofd om het hoekje steekt. Tijdens mijn rit vandaag van Vossevangen naar Treungen hadden auto- en autobandenzaken in het specifiek mijn aandacht. Die weten ongetwijfeld wel een motorzaak. En zo rijd ik door het idyllische plaatsje genaamd Odda, waar ik vanuit mijn ooghoek een autobandentoko zie. “Goodmorning mister, do you happen to know a motorcycle shop around here? Because my rear tire has given the pipe to Martin and i think it won’t make it home, so it really needs to be replaced.”, poogde ik in mijn beste boeren Engels. De man keek wat glazig, alsof ik zojuist vroeg om pikante foto’s van zijn vrouw, maar leek het toch te begrijpen, getuige zijn antwoord: “Oh, but we also do motorcycle tyres. Let me check if have the right size for your bike.” Enkele minuten later neemt hij mij mee de werkplaats in en trekt de enige motorband uit het rek, waar hij maar eenzaam tussen de rest van de grote banden stond: verrek, het is nog dezelfde band als er nu onder zit, maar dan de sporttour versie. Die er dus eigenlijk in eerste instantie onder had gemoeten. Bijna te mooi om waar te zijn, vraag ik voorzichtig naar de prijs. Want een financiële meevaller hier moet ik nog tegenkomen. Even ter illustratie: een beetje motorband kost in Nederland, afhankelijk van waar je hem koopt natuurlijk, tussen de 150 en 200 euro, inclusief montage. Na wat heen en weer gebel, komt hij terug: hij kan hem voor slechts 2900 NOK monteren. Wat beduusd kijk ik op mijn smartphoneschermpje, waar de koersconvertor app nog na staat te dampen van de berekening: 309 keiharde euro’s. Ik probeer nog wat te onderhandelen en uiteindelijk kan hij er 260 van maken, als ik zelf het wiel eruit haal. Even twijfel ik, maar na het aanschouwen van de motor, die net over een modderige onverharde weg gecrost heeft, is die twijfel snel weg. “In Holland they cost half your price! I think i’ll ride on to Germany, thanks for your effort.”, zeg ik de beste man. Met een “Hey, you’re the boss.” in mijn broekzak rijd ik door.

Over vroeg of laat tegen de lamp lopen: mijn blik geluk is leeg denk ik. Vandaag met wat gemiezer de deur van mijn hut dichtgeschopt terwijl weer alle bagage om mijn lijf bungelt, maar al snel klaart het op terwijl ik al waggelend naar m’n groene gemotoriseerde kameraad loop. Sterker nog, zo’n 5km later is het droog en breekt de zon door. Tijd om te ontbijten. Inventarisatie: kaneelbroodje, flesje sinaasappelsap, een banaan en een rijstepapje met aardbeiensaus. In een apart bakje én met lepeltje incluis. Uitvinding van de eeuw. Daar moet de avonturier de dag mee doorkomen dus vol goede moed draai ik voor de zo’n 438e keer deze trip de sleutel om en breng met één druk op de knop de Kawa weer tot leven. Geluk is op zei ik al. Houd maar op, ging he-le-maal nergens over. Weer van 11:00 tot 14:00 in de stromende regen gereden. Van die regen waarvan als je denkt dat het niet harder kan regenen, het tóch nog even harder gaat hozen. Hoe vaak kan een mens teleurgesteld worden? “Hee, daar achter die berg is het licht, het zal zo wel droog worden.” En dan wordt het ook droog. Even, voor twee minuten. Dit is pure armoede! Met weer meer dan genoeg tijd om de gekste theorieën te bedenken, valt het me ineens op dat de meeste andere motorrijders je nog steeds vrolijk begroeten, ondanks het weer waarbij je na elke bocht Noah verwacht te zien die druk bezig is met de Ark 2.0. Ten overvloede, ik houd van motorrijden hoor, maar hier word ik allerminst vrolijk van. Man, man, man. Ligt het aan het type motor? Misschien moet ik zo’n BMW R1200GS kopen, want daar zie je hele volksstammen tegelijk op rijden. Die moet ik blijkbaar hebben, als ik naar het enthousiaste gezwaai kijk. Deden ze trouwens vroeger, pak en beet zo’n 80 jaar geleden, ook al die Duitsers, hand in de lucht, overal waar ze kwamen. Sinds jaren overigens de meest verkochte motor die GS, al zou ik daar zelf niet blij van worden als ik er één zou bezitten. De Volkswagen Golf onder de motoren. Het volgende dat daarbij opvalt, is de uitrusting van dit type motorrijder. Beschaafd, georganiseerd en voor vertrek gaat de Bonuskaart natuurlijk mee, maar niet nadat er een mooie vouw in de motorbroek gestreken wordt, zie ik zo voor me. Vroegah, toen straalde de motorrijder nog dreiging uit: ruige zeebonkbaarden, oorbellen, doodskoppen en leer. De automobilisten liet het wel uit zijn hoofd om je af te snijden omdat hij dan wist dat hij zich enkele minuten later op een andere plek bevond dan achter zijn stuur. Voor de verkeersveiligheid dus niets dan lof dat we gezien werden als holbewoners. En oh ja, op terrasjes was je ook altijd als eerste aan de beurt. Maar wat straal je tegenwoordig dan uit met je “all-weather-gore-tex-pak”? Verder dan “Als het spettert, blijf ik toch lekker droog!” kom ik niet. Poe poe, dat maakt indruk, deuren gaan op slot, kaarsen worden gedoofd, houd allen u kinderen binnen: daar komt Arie Vrijbuiter in zijn waterdichte motorpak, terwijl uit de speakers EO muziek klinkt. Ach, ons eigen schuld.

Enfin, back to reality: daar rijd je dan, in de stromende regen met een graadje of 12 een 8km lange tunnel door, waar uiteindelijk weer een einde aan komt: poef! Zonnetje en 19 graden. Hoe is het mogelijk? De reis zit erop mensen, misschien nog niet fysiek maar mentaal wel. Lekker terug naar ons eigen stekkie, de geliefden weer zien en natuurlijk: je eigen bed. Stoere avonturier of ergens toch wel softie? Misschien ergens in het midden. Hoe dan ook, het is best geweest zo. Prachtige dingen mogen meemaken en zien, Noordkaap beleeft Ă©n van de bucket list geschrapt, onder weersomstandigheden waarvan ik alleen durfde te dromen. Nederland, kom er maar weer in.

Het leven van de motorrijder gaat niet over rozen

Dames en heren,

Hoogste tijd voor een nieuw verhaaltje, al is het alleen maar voor mezelf. Ziet er minder raar uit dan wanneer ik in mezelf zit te lullen in een donkerbruin café.

Ik moet even gal spuwen, en daar ga ik uitgerekend deze weblog voor gebruiken: laten we beginnen met de Noren. Of liever gezegd, Noren op de weg. Wat is het tegenovergestelde van wegmisbruiker? Ik kan er zo 1,2,3 niet opkomen, maar als er ooit een tijdmachine uitgevonden gaat worden om terug in de tijd te gaan, dan gaan het de Noren zijn, ik zeg het je. En waarom dan wel helemaal? Traag, mensen. T-R-A-A-G. Chr*st*s te paard, de snelheidslimieten in Noorwegen liggen al laag, laat ik het proberen te visualiseren: kaarsrechte weg, zicht tot 10km ver, geen zijwegen, niks, nada. Maximum snelheid? 70. Vooruit, als er een paardenbloem te ver richting het asfalt staat, 60. Maar dat is de wet, daar heb je je aan te houden. Maar die mafklappers hier presteren het om serieus 50, en geen kilometer te harder, te rijden waar 70 is toegestaan. Zodoende ben ik op drukkere wegen meer bezig met inhalen dan met van de omgeving te genieten. Ik zou nu ook nog een verdeling kunnen gaan maken tussen personenauto’s, campers en caravans, maar daar begin ik niet aan. Naar het antwoord op de vraag hoe dit komt ben ik toch z’n minst erg benieuwd. Het feit dat de verkeersboetes torenhoog zijn lijkt voor de hand liggend, maar zijn die zó hoog dat ze massaal preventief maar stapvoets gaan rijden? Misschien komt het door het voedsel.

Neem nou de Noordkaap, die we intussen uitgebreid besproken hebben. Schitterend, symbolisch en weet ik wat nog meer. Maar dat sommigen bij aankomst meteen van de 307 meter hoge rots willen afspringen heeft dan ook bar weinig met de schoonheid van het landschap te maken, maar des meer met de Noorse prijzen. Uit eten gaan is zo goed als onbetaalbaar. Doe dat twee weken lang en je kan je persoonlijk faillissement gaan aanvragen. En om nou te zeggen dat de Noorse keuken nou het neusje van de zalm is, niet bepaald. Maar dat heeft misschien een reden. Omdat het zo schreeuwend duur is, zoekt Jan met de pet vaak toevlucht in de goedkoopste gerechten in tweederangs gelegenheden als lokale sportcafetaria of de plaatselijke schuur van boer Sigurd die omgebouwd is tot striptent. Vooral daar merk je dat de Noor een Noordeling is die niet voor zijn plezier eet maar om te voorkomen dat hij omvalt. Wij Nederlanders staan al niet bepaald bekend als Bourgondiër, de Noor zo mogelijk nog minder. Het was me al opgevallen dat het rustig hier is op een hoop campings, maar in restaurants ook. Gaan die Noren alleen uit eten als ze trouwen of 25 jaar bij de visafslag werken? Hoe ik dan al inmiddels na ruim twee weken nog overeind sta? Eten uit de supermarkt hoor ik u denken. Maar dat valt ook tegen: vooral in het noorden lijken de winkels op voorraadmagazijnen van atoomkelders. En onbetaalbaar hè. Het enige wat enigszins te behappen is zijn producten waarin een hint van vlees- of vis is verwerkt: vispudding- of vleescake. Eet smakelijk. Om concreet te antwoorden op de vraag wat ik eet: voornamelijk een combinatie van een broodje uit de supermarkt, een hamburger bij de lokale keten en af en toe gewoon fatsoenlijk uit eten wat dan heus wel smaakt, maar bijzonder wordt het nooit.

Of er ook nog positieve dingen te vermelden zijn? Jazeker! Na de redelijk duffe rit eergisteren waar ik me de laatste twee uur eerder in de Barentszzee waande dan op de weg, had ik een leuk spulletje via AirB&B in Monsjoen gevonden. Vanuit daar gisterenochtend gaan rijden naar Kristiandsund, vlakbij de o zo beroemde Atlantic Road. Die móest ik volgens velen gaan zien, dikke aanrader. Dus ik dacht slim te zien, ik zoek een slaapplekje, vlakbij dat meesterbouwwerk van de eeuw. Goed, na een vrij onrustige nacht door de zenuwen om eindelijk die “the Road of all Roads” te gaan zien breekt de ochtend dan eindelijk aan en ik stap met een licht euforisch gevoel op. Het is maar twintig minuten rijden. Na 3 minuten zie ik al een bord “Atlantic Road” staan: we zitten goed! Dan wordt m’n geduld weer op de proef gesteld, want ik word eerst een 4km lange tunnel ingeloosd. Maar ook daar komt uiteindelijk een eind aan, en dan: tolhuisje. Nu lijkt het toch echt te gaan gebeuren. Is dit dan de laatste halte voor de weg die volgens velen haast orgasmisch moet zijn? Niet eens nadenkend waarom ik 7 euro af moet tikken rijd ik vol spanning en bijna volgas weg. Dan verschijnen er druppels op mijn vizier. Nummer 1, 2, 3 en velen volgen, maar het zet niet echt door. En zo wel, wat dan nog? Ik rijd hier eindelijk! Ah, daar is de bekende brug met het mooie uitzicht. Toch? Ben ik er al? Volgens mij wel. Het zal zo wel mooier worden, dit is niet waar iedereen het met haast seksuele ondertoon over heeft. En plots rijd ik weer in een dorpje. Hè? Wacht, was dit het? Teleurstelling van de maand. Wat totaal niet boeiend zeg. Heb je deze weg op je to-do lijstje staan? Wat mij betreft kun je hem schrappen. Want, Noorwegen heeft zóveel mooiere plekken. Echt. Een tijdje later rijd ik de Trollstigen, ook zoveel over gehoord. Is het ook, vooral de waterval, dat kan ik niet ontkennen. Maar, wederom, weer enorm toeristisch en daar ben ik redelijk allergisch voor. Nee, dan Geiranger. Mooi fjord met een geweldige pas. En op een paar mensen na, geen toerist gezien. Dat is genieten. Toch blijft de Noordkaap en de Lofoten het hoogtepunt tot nu toe. Of het intussen nog steeds niet eenzaam is? Helemaal niet. Dat je gesprekspartners vaak de dorpsgek, een oud mannetje op een bankje is of een zwerfhond, maakt niet uit. En als je in de regen staat te blauwtanden op een parking, is er altijd wel een echtpaar dat je vanuit hun camper een cracker toewerpt.

Het einde van deze tot nu toe zeer geslaagde rit komt, even tussen neus en lippen door, eng dichtbij. Op dit moment zit ik dit zoveelste zwamverhaal te typen vanuit mijn enorme knusse (ja, echt, niet sarcastisch!) hutje in Bismo. Zojuist de ferry van Kristiansand naar Hirthals (Denemarken) geboekt voor donderdagmiddag. Het is mooi geweest.

Aan alles komt een einde, maar niet getreurd: er zitten nog een paar mooie dagen aan te komen, waaronder Trolltunga, Preikestolen en Lysebotn. Stay tuned!




Lofoten: het neusje van de Noorse zalm

Het moest er een keer van komen. Kan geen feest blijven, zeggen ze weleens. Na al meer dan een week regelmatig de zonnebrand uit- en in de tanktas verplaatst te hebben, hadden die jongens daarboven er geen zin meer in. Het feit dat de regenkleding Ă©n de handschoenen nu in het drooghok liggen te drogen, zegt genoeg.

Het is een paar dagen stil geweest op deze blog, maar dat heeft een reden. Ik heb zitten genieten joh, niet normaal. Van wat dan? Die Lofoten, allemachtig, wat een spektakel. Gisteren tegen m'n pa, die net als ik zijn hart figuurlijk is verloren in Schotland, de volgende tekst moet zeggen: "Vind het lastig toegeven, maar Schotland staat niet langer op nummer 1, pa. Dit is de Alpen, Kroatië, Schotland én de Franse Rivière in één!". En daar is geen woord van gelogen. Niet gevreesd, de foto's komen later.

Ik wilde hier even, aan het begin van deze alinea, mooi gaan omschrijven hoe ik gisteren mijn slaapplek in -puntje puntje- verlaten heb om eindelijk te gaan bekijken wat nou al die "fuzz" omtrent die Lofoten is, maar donders, ik kan me gewoon niet meer herinneren waar ik gisterenochtend verbleef. Deze reis begint één lange dag te worden lijkt het. Of dat erg is? Denk ik niet. Ben natuurlijk alweer even onderweg, vandaag precies twee weken, en zoveel moois kan eens mens niet onthouden. Niet dat ik nu exact een voorbeeld van een fotografisch geheugen ben hè.

Even de kaart erbij gepakt dus, en donders, natuurlijk. Donderdag ben ik vanuit mijn hut even boven de Lofoten gaan rijden: de beloftes die mij gedaan werden waren niet overdreven. Allemachtig, wat een landschap. Voor de filmfanaten, ik moest even denken aan de laatste Kong film: want sommige landschappen lijken verdacht veel op “Skull Island”. De mist maakte het plaatje compleet. Schitterend asfalt, niet te druk, heerlijke stuurwegen. Meer kun je je als motorrijder niet wensen. En net als je denkt dat het niet mooier wordt, duik je een tunnel in en zie je na ongeveer 2km letterlijk het licht aan het einde van de tunnel naderen. In positieve zin. Want dan ik rijd ik eindelijk die buis uit en waan ik me plots aan de Middelandse zee: fel brandende zon op het azuurblauwe water en overal strandjes. Hier moet ik maar niet te vaak komen: moet ik straks weer een nieuwe helm vanwege al die brede grijnzen op m’n gezicht.

Aan al het moois komt helaas een einde, zo blijkt als ik de boot vanuit Moskenes naar Bodø pak. Een tocht van zo’n vier uur. Als ik achter me kijk, zie ik dat we de strakblauwe lucht ruilen voor een vrij bewolkte hemel richting Bodø op het vaste land. Kunnen we niet terug? In de zeer levendige stad Bodø , die ik veel kleiner had verwacht maar waar het wel een bijna klamme 23 graden is, heb ik een B&B, dus al met al een vrij relaxte dag. Maar dat was het einde van de dag nog niet, want op advies van een kerel die elandsafari’s geeft, maar natuurlijk niet op de dag dat ik wil, kan ik ze zelf ook gaan zien. Gewoon ’s avonds rond 20:00 vertrekken en een beetje op de zijwegen rond Saltstraumen rijden. Dan doen we dat het hè. Ik mezelf stipt 20:00 weer in het, inmiddels waarschijnlijk zeer muf ruikende, motorpak gehesen en die richting op. Weggetje links in, weggetje rechts in. Hm, nog niks. Hee! Ja! Daar! Ik parkeer de motor langs de weg met hartslagje 180 en pak snel m’n camera uit de tanktas. Althans, dat probeer ik, want juist als je iets snel wilt pakken, blijft er van alles achter de riem van je camera hangen en trek je de halve inhoud van je tanktas mee met je camera. Inzoomen! Oh nee, het zijn maar rendieren. Tegenvaller, maar we geven niet op. Ik rijd nog wat rond, maar zonder succes. Dan zie ik bij het lokale tankstation een “collega in opleiding” staan naast zijn schakelbrommer met een maat, en ik besluit gewoon aan hen te vragen waar ik die mormels nou kan spotten. Na een leuk gesprek en een volmondig “JA” op de vraag of hij later ook wil gaan motorrijden, zegt de jongen dat ik een stukje door moet rijden en dan rechts een onverharde weg in moet. “Gewoon tussen de bomen kijken, zijn er genoeg.” En dan, jawel, zie ik uit mijn ooghoek een eland tussen de bomen mij strak aankijken. Ik ga in de ankers, draai om en bekijk het beest. Kolossale dingen, zeg. Het beest blijft mij verstijfd aankijken, alsof het lijkt te denken "Oei, spannend, maar toch ben ik wel nieuwsgierig" en blijft zeker een tien minuten zo staan, om vervolgens zich toch maar eieren voor z'n geld te kiezen. Uiteraard prima op de foto gekregen en ik deel ze gelijk met het thuisfront uit enthousiasme. Goh, weer geluk, denk ik dan. Zal er toch niet meer gaan zien, dit is al vrij zeldzaam, fluister ik mezelf in, stiekem hopend op toch meer elanden te zien. Afgaande op dat laatste, rijd ik toch nog door. Bingo! Daar staat er weer één, dit keer een XL variant van de vorige. Als hij wegloopt, rijd ik weer richting de hoofdweg en, geloof het of niet, in iemands achtertuin zie ik er nog eens drie bij elkaar staan. En weer een item van het lijstje. Met een meer dan voldaan gevoel keer ik terug naar mijn slaapplek en sluit de luiken.

Over de route vandaag Bodø – Monsjøen is weinig te melden. Saaie route, veel wegopbrekingen, veel gele kentekenplaten op verfrommelde, gammele Alpenkreuzers die voorgetrokken worden door veelal een Opel Astra waar boven de vouwwagen nog nét twee kinderhoofden te zien zijn. De laatste twee uur rijd ik in de stromende zeikregen. Nee, dit was mijn dag niet. Maar hallo, mag het eens na twee weken?

Maar de Lofoten nog vers in het geheugen maken veel goed. Kon iemand trouwens niet even eerder zeggen dat ik hierheen moest? Goeiedag. Of nee, ik snap het wel. Dit wil je liever voor jezelf houden als motorrijder. Hoe rustiger hoe beter.

Hoofdstuk Noordkaap afgesloten: tijd voor deel 2

Laat ik even eerst zeggen wat een enorme "lucky bastard" ik ben: al vier dagen rijd ik rond onder een compleet wolkeloze lucht terwijl de zon tot 's morgens vroeg tot 's avonds laat hoog aan de hemel zijn ding doet. En dat bij een niet misselijkmakende temperatuur schommelend tussen de 19 en 22 graden. Vooruit, ik zal jullie niet verder jaloers maken want uit betrouwbare bronnen vernam ik dat het bij jullie in Nederland het weer wel different biscuit is, om maar even de woorden van dhr. van Gaal te gebruiken. Hoe dan ook, ik geniet maximaal van dit weer, want het kan zo weer over zijn. Volgens locals is dit pas de vierde mooie dag deze zomer hier.

Zoals de titel al doet vermoeden, ben ik gisteren uitgecheckt uit mijn hostel bij de Noordkaap. Maar niet nadat ik de avond ervoor het toch stiekem niet kon laten om nog een laatste keer naar deze geweldige show die moeder Aarde je voorschotelt te kijken. Nog één keer dan, kijken hoe de zon hoog vanuit de hemel naar beneden zakt tot net boven de horizon om daarna weer omhoog te gaan. De weergoden zijn ons weer goed gezind want wéér is het compleet helder waardoor het spektakel ongenadig ongecensureerd kan plaatsvinden. Plots spreekt een collega motorijder me aan met de vraag of ik een foto van hem wil maken bij het Noordkaap monument. Tuurlijk. We ouwehoeren wat zoals alleen motorrijders dat kunnen en hij zegt dat hij uit Spanje komt, maar in Finland woont. Vanaf nu noem ik hem "The Spanish Finnish guy", want hij komt later terug in dit opnieuw sappige verhaal.

Iets na 0:30 loop ik terug naar m’n stalen ros, stap op en zet weer koers naar m’n hostel, zo’n half uurtje rijden. Opnieuw word ik getrakteerd op het prachtige landschap dat dient als de deurmat naar de Noordkaap, of de weg naar huis natuurlijk. Want: die Kaap is het omslagpunt van mijn reis. Vanaf nu zal ik weer afzakken richting huis. Maar goed ook, want als je nog hoger wil dan de Noordkaap lig je in de Barentszzee. Ik kijk in mijn spiegels nog één keer naar die laagstaande zon die het landschap mooi kleurt, zie de Noordkaap als een klein stipje verdwijnen en denk: dit wil ik nog een keer gaan zien met mijn lieve Glenda! Ik vind het ergens wel lastig om dit moois achter me te laten en er bekruipt me voor enkele minuten toch wel een somber gevoel. Het is moeilijk om te omschrijven, maar er rust iets magisch daar op die kale rots, want meer is het feitelijk niet. Is het het feit dat het het noordelijkste puntje van Europa is? Omdat het voor veel mensen een doel is? Of misschien wel omdat je een dikke 3000km hebt moeten rijden en er een week later dan eindelijk bent? Ik vermoed het laatste. Even later gaat in mijn hoofd toch die knop om: “Noorwegen, here we come!”. Plots heb ik er zin in. En met Noorwegen bedoel ik het mooie landschap waar iedereen het over heeft.

Ik trek de deur van mijn hostel achter me dicht, en terwijl alle tassen op en aan m’n lijf bungelen terwijl ik met moeite nog mijn tanktas en helm kan vasthouden, voel ik me even net een ober in opleiding die met alle borden loopt te stuntelen. Je wordt er steeds handiger in. Doel vandaag: Tromsø! Ik ontkom er niet aan even dezelfde weg terug te rijden als op de heenweg, maar dit is absoluut geen straf hoor. Komt misschien ook door mijn geheugen die soms op die van een goudvis lijkt: of het lijkt gewoon anders omdat ik hem andersom rijd. Hoe dan ook, de motor stuurt weer heerlijk, zon op m’n bakkes en een graadje of 22. Wie maakt ons nog wat? Ik pak in Oldefjord de afslag “Alta” en er ontstaat even een file vanwege een aantal rendieren die echt letterlijk pure schijt hebben aan de rest van de wereld, wat bevestigt wordt als er één automobilist besluit te toeteren en het beest na een seconde of 2 verschrikkelijk arrogant z’n kop omhoog steekt maar vervolgens ongestoord weer verder van de zon besluit te genieten. De natuur is voor de zoveelste keer aan het veranderen: de bergtoppen worden hoger, de bochten worden bochtiger en als ik lekker aan het gooien- en smijten ben zie ik plots dezelfde als FJR1300 als mijn vader in de verte, zelfs de kleur is hetzelfde. Als ik dichterbij kom herken ik het: het de Spanish Finnish guy. Of was het nou de Finnish Spanish guy? Hoe dan ook, we rijden een tijdje samen door het bochtige landschap, wat inmiddels sterke vormen van de Alpen aannemen, maar dan met meren. Goh, even lijkt het alsof mijn vader op zijn eigen FJR achter me rijdt. Had mooi geweest. Even schiet het begrip “Schotland XL” door m’n hoofd, want daar doet het aan denken. Ik haal de Fin op de FJR in, geef hem een duim omhoog en stuur vrolijk verder. Tijd voor een broodje en een slok water en ik vind een schitterende plek met uitzicht over de stad Alta. Goh, een stad, dat is al even een paar dagen geleden. Da’s wennen. Zo erg, dat ik zelfs weer voor het eerst in duizend kilometer zowaar een stoplicht tegenkom. Anyway, de Finse Spanjool ziet dat ik stop en komt eens buurten. “Herkende je me?? Zag je dat ik het was?? Je maakte een foto van me op de Noordkaap. Gaat alles goed? Lekker sturen hè!” Tuurlijk herkende ik hem, al twijfelde ik wel even. Dan wenst hij mij en vica versa en een goede en veilige rit en hij rijdt weer door. Ik blijf nog even van de zon genieten en 5 minuten later stap ik ook weer op. Verrek, 20 minuten later zie ik hem ergens op een parkeerplek genieten van de zon en een broodje. Ik zwaai naar hem en hij doet hetzelfde. Het begint nu vast wel saai te worden, maar goed, dit ging nog even zo door: ik zit ergens en hij rijdt langs. Hij zit ergens en ik rijd langs. Hilarisch.

Na een tweetal ferries kom ik dan eindelijk aan in Tromsø, zoek een camping en zet mijn tent voor het eerst sinds deze reis op. Waarom? Omdat het keilekker weer is ÉN eerlijk is eerlijk: Noorwegen is schreeuwend duur. Voorbeeld: pizza’tje bij de lokale Mario: 26 euro. Fles cola á 1.5l in de supermarkt: 3,80. Overnachting hostel: 65 euro. Als je dus élke dag onder een dak wil slapen én buiten de deur wil eten loop je grandioos leeg. Althans, ik wel. De tent opzetten ging prima en daarna haal ik een broodje bij de lokale Eurospar, lees nog even wat en val in slaap. Als een blok. Wél met oordopjes, want ik heb een lokale kettingzaagfabrikant naast me die blijkbaar druk in de jaarlijkse materiaalkeuring zit. Oordoppen in en gaan. Ik was een beetje bang niet lekker te kunnen slapen, maar na een paar keer draaien kijk ik op de klok en is het verrek toch al 09:00. Geen last gehad dus van het licht.

Wat ik vandaag heb gedaan? Sight-seeing én, jawel: de lang verwachte TomTom Rider 400 opgehaald bij Tromsø Motor AS. Even was ik bang dat hij er nog niet zou zijn, want na de vraag of hij er al was, deelde de medewerker mij mede dat hij nog niets gezien heeft. “Meen je niet hè”, zei ik. “Oh, wacht, misschien hier.” En ja hoor, hebbes! Ik maak uiteraard nog een foto en vervolg mijn weg weer, mét navigatie! Nogmaals dank Kawasaki Europe. Hoe kan het ook anders, ik raak weer aan de praat met een BMW rijder uit Berlijn die ook op weg is naar de Noorkaap. Hij staat hier omdat zijn R1200GS ineens olie stookt als een malle, dus de monteur vult hem even af, maar een snelle oplossing is er niet. De Duitser doet z'n helm op en terwijl hij wil starten attendeer ik hem erop dat zijn olievuldop nog achterop zijn motor ligt. Had dus bijna z'n motor gestart met open motorblok. Hij bedankt mij, geeft de monteur nog even op z'n kop en dan vertelt hij over Japan: hij is een keer op de motor naar Japan gereden. Lang verhaal kort, maar ik heb weer nieuwe inspiraite voor onze Japan reis volgend jaar.

En dan? Wat doe je op zo’n dag? Eerst een husky farm bezoeken natuurlijk als echte hondenvriend en wat rauzen met die bengels. Jeugdliefde hè. Altijd met honden opgegroeid, zijn m’n dikste maten en thuis hebben we er geen. Nog niet. Met een beetje mazzel komt daar volgend jaar verandering in. En na het zien van die husky’s gaat m’n hart toch wel sneller kloppen. Over een mooi vervolg geven aan deze reis gesproken. Wie weet! Ik neem afscheid van de harige vrienden en besluit naar de lokale VVV te rijden om nou te vragen wat er nou eigenlijk allemaal te doen is. Een mens moet wat hè op zo’n dag met zeeën van tijd. Ik krijg wat tips over o.a. Polaria, een soort Sealife maar dan over het leven op Spitsbergen en dan met name de dieren. Grappige tijdsbesteding en daarna rijd ik nog even door de “old town” en daarna keer ik terug naar de camping: om dit verhaal te typen. Hopelijk valt hij weer in de smaak. En o ja, bedankt voor alle leuke reacties. Leuk te lezen dat de verhalen jullie vermaken.

Morgen zie ik Tromsø weer kleiner worden in de spiegels en zet ik koers naar de Lofoten. Another day, another adventure. Moet ik wel eerst de tent afbouwen en inpakken. Nu al geen zin in.

Vol verbazing op het uiterste puntje van de landkaart gearriveerd. We did it!

Foto: 02:00 @ HonningsvĂĄg, Noorwegen

Allereest: wauw. Ik ben ontzettend onder de indruk. Ik verwachtte van tevoren niet heel veel van de Noordkaap, ik was in de veronderstelling dat het idee romantischer tussen de oren klinkt dan het daadwerkelijk is. En de weg erheen leek me bovendien redelijk saai. Wat kan een mens ernaast zitten. Benieuwd? Lees dan snel verder! Want wat een dag was dit, of is.

Vanmorgen omstreeks 8:30 de deur van mijn houten hut in Karesuvanto achter me dicht geslagen onder een bewolkte hemel bij een graadje of 12. Aanvankelijk heb ik het idee om nog één stop te doen voor ik me naar de Noordkaap begeef, in Olderfjord. Maar de rit liep opnieuw weer zo voorspoedig én weet je wat, ik wil er nu wel gewoon zijn. Fuck it. Een rit van een goeie 450km, moet te doen zijn. Na ongeveer anderhalf uur doemt ineens de grens van Noorwegen voor me op, fototijd natuurlijk! Dan verandert plots positief het landschap, een welkome verrassing nadat ik Zweden een aantal dagen terug al wel gezien had. Ik kan wel blijven stoppen voor foto’s, maar vooruit, déze spot is wel héél mooi, zeg ik elke keer opnieuw tegen mezelf. Aan dat stoppen kleven wel nadelen, nondeju, wat zijn die insecten irritant. Als je afstapt hangt er binnen 10 seconden een wolk vliegjes om je heen waar ma Flodder jaloers op zou zijn. De aangeschafte muggenspray helpt helaas niet, na wat onderzoek blijken dit “knutsers” te zijn; mini mugjes die wel degelijk kunnen steken. Ik sla een aantal keer wild om me heen, gooi er wat krachttaal tegenaan en besluit maar weer verder te rijden. Een uurtje of wat later rijd ik Karasjok binnen. Niets spannends, maar na het verlaten van het dorpje doemen er ineens besneeuwde bergtoppen op. Aha, we komen in de bergen. Terwijl de bochtige wegen dit bevestigen is het zeker geen straf om na een week rechte wegen gezien te hebben eens even lekker te sturen. Dat verloopt meer dan uitstekend, zelfs met vol bepakte motor. Dank aan Hyperpro hiervoor! Maar dan: ik had stiekem gehoopt dat er een benzinestation zal zijn in Karasjok, maar helaas. Dan maar hopen dat er een tankgelegenheid is in het volgende dorpje: Lakslev. Ik heb geluk en tank de motor weer vol. Dan stuit ik op een mooi meertje waar ik besluit een lunchpauze in te lassen. En ik niet alleen. Er stopt een bus naast me waar een verzameling Aziaten uitgeschopt wordt en voor ik het weet spreekt een Japanner me aan in gebrekkig Engels: “Woah! Nice bike! It’s Japanese eh! Haiii!”. Hij vraagt of ik helemaal uit Nederland ben komen rijden en ik leg uit dat dat geen wereldreis is en ik pas een week onderweg ben. Dan verandert hij ineens van onderwerp en begint zijn dochter te plagen dat ze met mij op de foto wil en onder lichte dwang gaat ze naast me staan voor een foto. Om haar zo mogelijk nog meer in verlegenheid te brengen zegt hij tegen mij: “Kiss her!”. Haar hoofd nam de kleur van de rode stip in de Japanse vlag aan en bedank hem voor het aanbod waar ik niet besluit op in te gaan. Blijft een maf maar tegelijk interessant volk.

Noordkaap: nog 140km leren de borden me. Ik krijg lichte kriebels in m’n onderbuik van opwinding, net zoiets de dag voor je verjaardag toen je kind was. Ken je wel toch? Precies een week geleden vertrokken uit het platte Nederland en hier rijd ik dan. In mijn hoofd sta ik al op de Noordkaap, maar dat duurt toch nog even. Wát een schitterende weg richting de Noordkaap, ik kan niet anders zeggen. Vooraf natuurlijk wel wat research gedaan, maar op de één of andere manier had ik het idee dat het een vrije saai weg was. Uitgestorven ook. Maar het bruist hier van het leven. Voelde ik me in noordelijk Zweden soms erg ver van huis vanwege de immens verlaten gebieden, hier zijn overal dorpjes en waar je ook kijkt zie je mensen. Een blik op de kaart zegt me toch écht dat ik wel degelijk een takke-eind van huis ben. Gaaf! De kustweg roept terwijl ik de motor van links naar rechts gooi herinneringen uit Schotland op, maar dan iets ruiger. Het lijkt bijna wel een verlengde van Schotland, wat geografisch gezien misschien ook best mogelijk is. Terwijl m’n groene maat door dik en dun voelbaar ook zijn nopjes is, neginnen auto's ineens hun alarmlichten aan te zette en vervolgens langs de weg stoppen. Och, weer een kudde rendieren die van de zon staan te genieten langs het water. Geef ze eens ongelijk. Vooruit, nog een paar foto’s. En weer door! Na een aantal steenkoude tunnels rijd ik dan eindelijk het laatste dorpje voor de Noordkaap binnen: Hönnigsvagen. Ik volg het bordje “Tourist information” en terwijl ik afstap en de helm van mijn hoofd afpluk, zie ik de medewerkers de boel afsluiten. “Aai, ben ik te laat?”, vraag ik. “Ja, we gaan dicht, maar misschien kunnen we nog helpen. Zeg het eens.” Ik geef aan dat ik een goedkope en simpele slaapplek zoek. De aardige medewerker verwijst me naar het hostel, aan het begin van het dorpje. Lang verhaal kort, ik heb een hele nette kamer en gelijk maar voor twee dagen geboekt. Prijs was wel even slikken, 65 euro per nacht. Wel met ontbijt, dat dan weer wel. Tja, Noorwegen is duur. Dat bewijst ook de immens grote pizza die ik er nog even inschuif voordat ik me dan eindelijk naar de lang verwachte Noordkaap begeef: 26 euro! ZES-EN-TWINTIG.

Met de maag gevuld is het dan eindelijk tijd om de eerste helft van mijn reis in te luiden: nog 33km. De weg erheen is waar bochtenparadijs waar menige Alpenpas jaloers op kan zijn. Wat had ik dit totaal niet verwacht. Bijna mezelf martelend, stop ik een keer, en nog een keer, om foto’s te maken. Ik betrap mezelf erop dat ik tegen mezelf roep: “Gast, schiet nou maar op, je wilde toch naar die Noordkaap?!”. Ja, maar die verrekte Kaap loopt toch niet weg? Stil nou maar, ik hoef jouw stem er echt niet bij, die heb ik al zat. En dan, daar zijn we dan. Op de Noordkaap. Toch wel een emotioneel moment, zeg ik eerlijk als doorgewinterde motorrijder. Ik blik terug op het moment dat mijn vader en zusje op de motor achter me rijden op de A15 om mij uit te zwaaien en ik hun in mijn spiegels de afslag zag nemen, terwijl het besef kwam dat mijn soloreis begonnen was. Met die gedachte in m’n hoofd en een blik vanuit het zadel naar de zon boven die Kaap geeft me even kippenvel. Dan moet ik ineens denken aan een filosofisch gesprek dat ik eerder deze week opving tussen twee motormaten: “Wanneer ben je gelukkig, of liever, wanneer kan je het boek dichtslaan en zeggen: ik heb een mooi leven geleid. Als je bereikt hebt wat je ooit wilde bereiken? Of juist wanneer je tevreden bent met wat je hebt? Ik zet het gesprek in mezelf voort. Tevreden is het meest vreselijke woord uit de Nederlandse taal. Tevreden, gatverdamme! Wie tevreden is, heeft toch geen ambities meer? Als je tevreden bent kan je net zo goed meteen nokken. Je moet toch altijd het onderste uit de kan halen? Het leven is kort, haal eruit wat erin zit. Maar terzake: I did it. Sorry, WE did it. Yes we can!

Even een rondje lopen en dan is het wachten tot de zon op zijn laagste punt staat: rond 12:00. Dat wachten duurt nog best lang, want die zon lijkt echt niet te zakken. Zo ijverig als hij op Scheveningen zakt, zo’n luie donder is het hier. Uiteindelijk roept iemand, dat hij nu op zijn laagste punt is. Ik kijk weer, en de zon staat nog een heel stuk boven de horizon. Intussen is het nog gewoon dag, hoogstens heel licht schemerig, maar dat mag eigenlijk geen naam hebben. De nodige selfies en foto’s worden gemaakt en om 1:00 vind ik het wel welletjes geweest. Samen met hele volksstammen tegelijk rijd ik weer terug naar het hotel en verrek: de zon is alweer aan het opkomen! Het is potverdulleme 1:15. Doe eens even normaal. Hoe ga ik nou zo kunnen slapen? Op z’n zachtst gezegd een hele bijzondere ervaring en ik heb dan ook echt totaal geen slaap, getuigt wel het tijdstip waarop ik dit aan het typen ben: even gluren: 03:17. Als ik uit het raam kijk is het gewoon volop dag.

Dit moet je een keer meegemaakt hebben. Ter verbeelding: op weg naar mijn hostel was een local gewoon vrolijk zijn huis opnieuw in de verf aan het zetten. Midden in de nacht. Slapen de mens hier in de zomer niet en halen ze het in de winter in? Ik ga eens tegen het lokale gebruik in en kruip mijn bed in. Wie weet wordt het nog wat.


Poolcirkel: check! Fleecetrui: check! Goodbye Zweden.

Ik ben Zweden zat. Al even hoor. Zoals gezegd, allemaal schitterend, maar heel veel van hetzelfde. Wordt nu toch wel eentonig.

Maar laat ik bij het begin beginnen. Het gaat super, ik kan aardig opschieten, zo’n 4 á 500km per dag. Als ik even stiekem op de kaart kijk, zit ik al best hoog. Vandaag weer een hele aardige dag, maar wel aan de frisse kant. Een blik op de temperatuurmeter, jaja, nog steeds de trouwe Koso meter, geeft al een paar dagen temperaturen tussen de 12 en 15 graden aan. Toch voelt het frisser. Wellicht komt dat door het klimaat hier. Vanmorgen omstreeks 8:30 de hostel in Arvidsjaur die mijn toffe vader en tevens motormaat voor me had opgezocht verlaten en na een tankbeurt kunnen we beginnen aan de volgende kilometer-vreet-sessie. Ja, we. Want ik ben dit helemaal niet alleen aan het doen natuurlijk. Mijn trouwe groene Hulk doet het tot nu toe meer dan uitstekend. Misschien ben ik al te lang in de middle of nowhere aan het rijden en begin ik een lichte vorm van schizofrenie te ontwikkelen, maar misschien komt het door mijn net-niet erotisch getinte woordjes die ik hem zo nu en dan influister dat hij zich zo goed houdt, maar ik hoop dat ze hem door deze rit heen slepen, naast alle liefkozende “tankklopjes” die hij zo nu en dan krijgt. Ja, laat motoren bouwen maar aan die Jappen over, zei hij terwijl hij even afklopt. Want pech krijgen wil je hier écht niet. Noemde ik het eerder al het einde van de bewoonde wereld, dat is zo mogelijk hier alleen nog maar erger. Tussen iets wat ze een dorp noemen en het volgende gehucht zit vaak meer dan 200km. Daartussen in he-le-maal niets. Al na 100km zie ik ineens bordjes opdoemen dat ik zo bij de poolcirkel ben. Nice! Ook weer van het lijstje.



Onderweg ben ik even gestopt om de winterhandschoenen en de polar fleece (of is het nou power fleece?) uit de mobiele kledingkast te trekken want ik krijg het frisjes. Dan kom ik er na 50km achter dat de ventilatieritsen van mijn jas nog openstaan. Hm ja, dat helpt ook niet mee. Even een woord van respect uitspreken voor de helden die deze tocht op de fiets doen: nĂłg getikter dan ik ben, maar wat een figuren! Ook de rendieren beginnen normaal te worden, in elk geval zeker geen unicum meer: heb zelfs nog even een zwaar illegale dragrace met een rendier gedaan. Bleef meters voor me uitlopen. Staat mooi op film! Als de politie het maar niet ziet. Daar over gesproken, sinds zondag rijd ik al in Zweden rond en heb welgeteld tot nu toe nog maar Ă©Ă©n politieauto gezien. Zijn die allemaal met vakantie of te druk met de immigranten in de grotere steden? O ja, sinds zondag ook geen stoplicht meer gezien, bizar. Waar je trouwens heel veel tijd voor hebt op de onmenselijk lange, verlaten wegen: nadenken en je dingen afvragen. Zo ook het volgende: in Nederland kan het weer per provincie of zelfs per stad verschillen. In Dordt kan het regenen, terwijl in Papendrecht de zon schijnt. Ik rijd hier nu al 4 dagen rond onder in mijn beleving dezelfde weersomstandigheden en luchtschilderingen: dezelfde wolkenluchten en ook de temperatuur blijft hetzelfde. Zijn er weerkenners hier? Zo ja, hoe kan dit? We hebben over een afgelegde afstand van inmiddels 3000km.

Hoe dan ook, omdat ik Zweden zat begon te worden ben ik doorgereden naar het aller-aller-allerlaatste dorpje in Zweden: Karesuando. Hoger kan je niet komen in Zweden. Het dorpje, met welgeteld 313 inwoners, ligt zowel in Finland als in Zweden: de rivier is de grens. Grappig feitje: Wikipedia noemt dit dorpje met 313 inwoners “één van de grotere dorpen in de omtrek”. Dat zegt genoeg. Had me het wel iets groter voorgesteld, want er is één supermarkt, één tankstation die tevens voor apotheek speelt en één fastfood tent waar ik rendiervlees gegeten heb. Was oké, maar véél te duur voor een beetje vlees in aardappelpuree en een sausje. Maar goed, het vult. En bestaat toeval? Was op de boot van Duitsland naar Denemarken aan de praat geraakt met twee Duitse motorrijders die op een R1200GS en V-Strom rondtufde en warempel: ik kom ze net tegen bij het restaurant. Hoe is het mogelijk? Zij hopen ook dit weekend op de Noordkaap te zijn, dus wellicht zien we elkaar weer. Even gevraagd bij het toeristenbureau, wat gewoon in het tankstation zat, waar ik kon slapen. Ja hoor, boer Tøn heeft nog wat houten hutjes staan die hij verhuurt. Gelijk voor twee dagen geboekt. En alles zit erin: koelkast, bed, wc-tje, , electra, tafeltje met stoeltjes en zelfs een kachel! Omdat ik al sinds zaterdag elke dag op de motor zit, vond ik het wel tijd voor een rustdagje in te lassen. Morgen dus zeer relaxt aan doen en dan dit land uit. Die Noordkaap hè, die komt nu toch wel echt dichtbij. Nog minder dan 400km.

Zaterdag rijd ik waarschijnlijk het laatste stuk omhoog, naar Olderfjord, waar ik nog een overnachting doe. En daarna is het zo ver: Noordkaap, get ready, here i come! Schijnt niet eens zo heel spannend te zijn, maar het gaat om het idee. Hebben we in elk geval weer selfies om te delen op verjaardagen. En o ja: de weersvoorspellingen zijn dit weekend (en erna) zeer positief voor de Noordkaap: maximaal zon en 18, ik herhaal, achttien graden!

Om maar met een mooie quote af te sluiten: “Je bestemming is niet het doel, de reis opzich is het doel.”